opkroppen

Conjugations List of Opkroppen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikkrop opkropte opheb opgekropt
jij, je, ukropt opkropte ophebt opgekropt
hij, zij, hetkropt opkropte opheeft opgekropt
wijkroppen opkropten ophebben opgekropt
julliekroppen opkropten ophebben opgekropt
zij, zekroppen opkropten ophebben opgekropt

Presens
Beta

Example presens sentences for Opkroppen with some of the pronouns.

  • Ik krop mijn gevoelens op als ik boos ben.
  • Jij kropt je emoties op en praat er niet over.
  • Hij kropt zijn frustraties op en laat ze niet zien.
  • Zij kropt haar zorgen op en deelt ze niet met anderen.
  • Wij kroppen onze angsten op en tonen ze niet naar buiten toe.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Opkroppen with some of the pronouns.

  • Toen ik jong was, kropte ik mijn verdriet vaak op.
  • Vroeger kropte jij je frustraties op in plaats van ze te uiten.
  • Hij kropte zijn twijfels lange tijd op voordat hij een beslissing nam.
  • Zij kropte haar spijt op en durfde geen excuses aan te bieden.
  • Als kind kropten wij onze angst op en vertelden het aan niemand.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Opkroppen with some of the pronouns.

  • Ik heb mijn opgekropte woede geuit tijdens de vergadering.
  • Jij hebt je opgekropte gevoelens eindelijk losgelaten.
  • Hij heeft zijn opgekropte teleurstellingen gedeeld met een vriend.
  • Zij heeft haar opgekropte stress verlicht door te mediteren.
  • Wij hebben onze opgekropte emoties geanalyseerd en begrepen.