omvaren
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | vaar om | voer om | heb omgevaren |
jij, je, u | vaart om | voer om | hebt omgevaren |
hij, zij, het | vaart om | voer om | heeft omgevaren |
wij | varen om | voeren om | hebben omgevaren |
jullie | varen om | voeren om | hebben omgevaren |
zij, ze | varen om | voeren om | hebben omgevaren |
PresensBeta
Example presens sentences for Omvaren with some of the pronouns.
- Ik vaar om de wereld in mijn zeilboot.
- Jij vaart regelmatig om het eiland heen.
- Hij/Zij vaart altijd om de haven als hij/zij thuiskomt.
- Wij varen vaak om de rivier op zondagochtend.
- Zij varen graag om het meer bij zonsondergang.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Omvaren with some of the pronouns.
- Ik voer vroeger vaak naar het buitenland om nieuwe culturen te ontdekken.
- Jij voer altijd snel om de bocht tijdens de wedstrijd.
- Hij/Zij voer rustig om de vuurtoren heen in de mist.
- Wij voeren elke zomer om de grachten in Amsterdam.
- Zij voeren vroeger regelmatig om de eilanden in de Cariben.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Omvaren with some of the pronouns.
- Ik ben omgevaren naar verschillende landen tijdens mijn reis.
- Jij hebt al eens omgevaren met een cruiseschip, nietwaar?
- Hij/Zij is onlangs omgevaren met een boot vanuit Engeland.
- Wij zijn al meerdere keren omgevaren tijdens onze vakanties.
- Zij hebben gisteren omgevaren langs de kustlijn.