doorberekenen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | bereken door | berekende door | heb doorberekend |
jij, je, u | berekent door | berekende door | hebt doorberekend |
hij, zij, het | berekent door | berekende door | heeft doorberekend |
wij | berekenen door | berekenden door | hebben doorberekend |
jullie | berekenen door | berekenden door | hebben doorberekend |
zij, ze | berekenen door | berekenden door | hebben doorberekend |
PresensBeta
Example presens sentences for Doorberekenen with some of the pronouns.
- Ik bereken de kosten door aan de klant.
- Jij berekent de prijzen door aan je collega's.
- Hij/zij berekent de extra uren door aan het bedrijf.
- Wij berekenen de btw door in onze facturen.
- Zij berekenen de onkosten door aan de klanten.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Doorberekenen with some of the pronouns.
- Ik rekende de kosten door aan de klant.
- Jij rekende de prijzen door aan je collega's.
- Hij/zij rekende de extra uren door aan het bedrijf.
- Wij rekenden de btw door in onze facturen.
- Zij rekenden de onkosten door aan de klanten.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Doorberekenen with some of the pronouns.
- Ik heb de kosten doorgerekend aan de klant.
- Jij hebt de prijzen doorgerekend aan je collega's.
- Hij/zij heeft de extra uren doorgerekend aan het bedrijf.
- Wij hebben de btw doorgerekend in onze facturen.
- Zij hebben de onkosten doorgerekend aan de klanten.