destabiliseren
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | destabiliseer | destabiliseerde | heb gedestabiliseerd |
jij, je, u | destabiliseert | destabiliseerde | hebt gedestabiliseerd |
hij, zij, het | destabiliseert | destabiliseerde | heeft gedestabiliseerd |
wij | destabiliseren | destabiliseerden | hebben gedestabiliseerd |
jullie | destabiliseren | destabiliseerden | hebben gedestabiliseerd |
zij, ze | destabiliseren | destabiliseerden | hebben gedestabiliseerd |
PresensBeta
Example presens sentences for Destabiliseren with some of the pronouns.
- Ik destabiliseer de situatie met mijn acties.
- Jij destabiliseert de markt met je beslissingen.
- Hij/zij destabiliseert het team door zijn/haar gedrag.
- Wij destabiliseren de economie met deze maatregelen.
- Jullie destabiliseren de regio met jullie conflicten.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Destabiliseren with some of the pronouns.
- Ik destabiliseerde de situatie met mijn acties.
- Jij destabiliseerde de markt met je beslissingen.
- Hij/zij destabiliseerde het team door zijn/haar gedrag.
- Wij destabiliseerden de economie met die maatregelen.
- Jullie destabiliseerden de regio met jullie conflicten.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Destabiliseren with some of the pronouns.
- Ik heb de situatie gedestabiliseerd met mijn acties.
- Jij hebt de markt gedestabiliseerd met je beslissingen.
- Hij/zij heeft het team gedestabiliseerd door zijn/haar gedrag.
- Wij hebben de economie gedestabiliseerd met deze maatregelen.
- Jullie hebben de regio gedestabiliseerd met jullie conflicten.