afdanken
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | dank af | dankte af | heb afgedankt |
jij, je, u | dankt af | dankte af | hebt afgedankt |
hij, zij, het | dankt af | dankte af | heeft afgedankt |
wij | danken af | dankten af | hebben afgedankt |
jullie | danken af | dankten af | hebben afgedankt |
zij, ze | danken af | dankten af | hebben afgedankt |
PresensBeta
Example presens sentences for Afdanken with some of the pronouns.
- Ik denk afdanken af.
- Jij denkt afdanken af.
- Hij/zij denkt afdanken af.
- Wij denken afdanken af.
- Zij denken afdanken af.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Afdanken with some of the pronouns.
- Ik dacht afdanken af.
- Jij dacht afdanken af.
- Hij/zij dacht afdanken af.
- Wij dachten afdanken af.
- Zij dachten afdanken af.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Afdanken with some of the pronouns.
- Ik heb afgdankt.
- Jij hebt afgdankt.
- Hij/zij heeft afgdankt.
- Wij hebben afgdankt.
- Zij hebben afgdankt.