vererven
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | vererf | vererfde | heb vererfd |
jij, je, u | vererft | vererfde | hebt vererfd |
hij, zij, het | vererft | vererfde | heeft vererfd |
wij | vererven | vererfden | hebben vererfd |
jullie | vererven | vererfden | hebben vererfd |
zij, ze | vererven | vererfden | hebben vererfd |
PresensBeta
Example presens sentences for Vererven with some of the pronouns.
- Ik erf een oud schilderij van mijn grootvader.
- Jij erft het familiebedrijf na het overlijden van je vader.
- Hij erft een aanzienlijk fortuin van zijn excentrieke oom.
- Zij erven het huis van hun overleden tante.
- Wij erven de eigenschappen van onze voorouders.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Vererven with some of the pronouns.
- Vroeger erfde ik altijd speelgoed van mijn oudere broer.
- Toen ik jong was, erfde jij altijd kleding van onze buurman.
- Hij erfde regelmatig boeken van zijn favoriete schrijver.
- Zij erven vroeger vaak antieke meubels van onbekende familieleden.
- Wij erfden als kinderen altijd snoepjes van onze grootouders.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Vererven with some of the pronouns.
- Ik heb het landgoed geërfd nadat mijn moeder stierf.
- Jij hebt zijn vermogen geërfd volgens zijn testament.
- Hij heeft een waardevol kunstwerk geërfd van zijn grootmoeder.
- Zij hebben het oude landhuis geërfd van hun ouders.
- Wij hebben een zeldzame collectie munten geërfd van onze opa.