inzinken
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | zink in | zonk in | ben ingezonken |
jij, je, u | zinkt in | zonk in | bent ingezonken |
hij, zij, het | zinkt in | zonk in | is ingezonken |
wij | zinken in | zonken in | zijn ingezonken |
jullie | zinken in | zonken in | zijn ingezonken |
zij, ze | zinken in | zonken in | zijn ingezonken |
PresensBeta
Example presens sentences for Inzinken with some of the pronouns.
- Ik zink in wanneer ik vermoeid ben. (I sink in when I'm tired.)
- Jij zinkt in het water tijdens het zwemmen. (You sink in the water while swimming.)
- Hij/Zij/Het zinkt in de modder na de regen. (He/She/It sinks in the mud after the rain.)
- Wij zinken in de zachte stoelen van de bioscoop. (We sink into the soft chairs of the cinema.)
- Jullie zinken in de sneeuw tijdens het skiën. (You sink in the snow while skiing.)
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Inzinken with some of the pronouns.
- Ik zonk in toen ik over de drempel struikelde. (I used to sink in when I stumbled over the doorstep.)
- Jij zonk in de zee terwijl je aan het surfen was. (You used to sink in the sea while surfing.)
- Hij/Zij/Het zonk in de modderige grond tijdens de regen. (He/She/It used to sink in the muddy ground during the rain.)
- Wij zonken in de zachte kussens van de hangmat. (We used to sink into the soft cushions of the hammock.)
- Jullie zonken in het moeras tijdens de nachtelijke wandeling. (You used to sink in the swamp during the nighttime walk.)
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Inzinken with some of the pronouns.
- Ik ben ingezonken toen ik op het bed viel. (I sank in when I fell on the bed.)
- Jij bent in het warme bad ingezonken. (You sank into the warm bath.)
- Hij/Zij/Het is in de zachte kussens van de bank ingezonken. (He/She/It sank into the soft cushions of the couch.)
- Wij zijn in het donkere moeras ingezonken. (We sank into the dark swamp.)
- Jullie zijn in de diepe gedachten ingezonken. (You sank into deep thoughts.)