diffunderen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | diffundeer | diffundeerde | ben gediffundeerd |
jij, je, u | diffundeert | diffundeerde | bent gediffundeerd |
hij, zij, het | diffundeert | diffundeerde | is gediffundeerd |
wij | diffunderen | diffundeerden | zijn gediffundeerd |
jullie | diffunderen | diffundeerden | zijn gediffundeerd |
zij, ze | diffunderen | diffundeerden | zijn gediffundeerd |
PresensBeta
Example presens sentences for Diffunderen with some of the pronouns.
- Ik diffundeer door de kamer.
- Jij diffundeert naar alle hoeken van de ruimte.
- Hij/Zij/Het diffundeert in de atmosfeer.
- Wij diffunderen de geur door het huis.
- Jullie diffunderen de stof in het water.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Diffunderen with some of the pronouns.
- Ik diffundeerde vroeger vaak door de stad.
- Jij diffundeerde langzaam in de gelatineoplossing.
- Hij/Zij/Het diffundeerde gestaag door de poriën.
- Wij diffundeerden in de lucht tijdens het experiment.
- Jullie diffundeerden moeiteloos door de buizen.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Diffunderen with some of the pronouns.
- Ik heb gediffundeerd in de laboratoriumexperimenten.
- Jij bent naar de oppervlakte gediffundeerd.
- Hij/Zij/Het is snel gediffundeerd in de omgeving.
- Wij hebben de stof succesvol gediffundeerd.
- Jullie zijn door de membranen heen gediffundeerd.