schaarden
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | schaard | schaardde | heb geschaard |
jij, je, u | schaardt | schaardde | hebt geschaard |
hij, zij, het | schaardt | schaardde | heeft geschaard |
wij | schaarden | schaardden | hebben geschaard |
jullie | schaarden | schaardden | hebben geschaard |
zij, ze | schaarden | schaardden | hebben geschaard |
PresensBeta
Example presens sentences for Schaarden with some of the pronouns.
- Ik schaard
- Jij schaart
- Hij/Zij/Het schaart
- Wij scharen
- Jullie scharen
- Zij scharen
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Schaarden with some of the pronouns.
- Ik schaarde
- Jij schaarde
- Hij/Zij/Het schaarde
- Wij schaarden
- Jullie schaarden
- Zij schaarden
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Schaarden with some of the pronouns.
- Ik heb geschaard
- Jij hebt geschaard
- Hij/Zij/Het heeft geschaard
- Wij hebben geschaard
- Jullie hebben geschaard
- Zij hebben geschaard