afdienen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | dien af | diende af | heb afgediend |
jij, je, u | dient af | diende af | hebt afgediend |
hij, zij, het | dient af | diende af | heeft afgediend |
wij | dienen af | dienden af | hebben afgediend |
jullie | dienen af | dienden af | hebben afgediend |
zij, ze | dienen af | dienden af | hebben afgediend |
PresensBeta
Example presens sentences for Afdienen with some of the pronouns.
- Ik dien mijn papieren af.
- Jij dient je verantwoordelijkheden af.
- Hij/Zij dient zijn/haar opdracht af.
- Wij dienen onze belastingaangifte af.
- Zij dienen hun klachten af.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Afdienen with some of the pronouns.
- Ik diende mijn rapport in.
- Jij diende je ontslagbrief in.
- Hij/Zij diende een klacht in.
- Wij dienden een voorstel in.
- Zij dienden een bezwaar in.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Afdienen with some of the pronouns.
- Ik heb mijn taken afgediend.
- Jij hebt je verplichtingen afgediend.
- Hij/Zij heeft zijn/haar werk afgediend.
- Wij hebben de formulieren afgediend.
- Zij hebben hun plicht afgediend.