dichtlopen

Conjugations List of Dichtlopen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikloop dichtliep dichtheb dichtgelopen
jij, je, uloopt dichtliep dichthebt dichtgelopen
hij, zij, hetloopt dichtliep dichtheeft dichtgelopen
wijlopen dichtliepen dichthebben dichtgelopen
jullielopen dichtliepen dichthebben dichtgelopen
zij, zelopen dichtliepen dichthebben dichtgelopen

Presens
Beta

Example presens sentences for Dichtlopen with some of the pronouns.

  • Ik loop dicht.
  • Jij loopt dicht.
  • Hij/Zij/Het loopt dicht.
  • Wij lopen dicht.
  • Jullie lopen dicht.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Dichtlopen with some of the pronouns.

  • Ik liep dicht.
  • Jij liep dicht.
  • Hij/Zij/Het liep dicht.
  • Wij liepen dicht.
  • Jullie liepen dicht.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Dichtlopen with some of the pronouns.

  • Ik ben dichtgelopen.
  • Jij bent dichtgelopen.
  • Hij/Zij/Het is dichtgelopen.
  • Wij zijn dichtgelopen.
  • Jullie zijn dichtgelopen.