scharren

Conjugations List of Scharren.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikscharschardeheb geschard
jij, je, uschartschardehebt geschard
hij, zij, hetschartschardeheeft geschard
wijscharrenschardenhebben geschard
julliescharrenschardenhebben geschard
zij, zescharrenschardenhebben geschard

Presens
Beta

Example presens sentences for Scharren with some of the pronouns.

  • Ik scharrel door de tuin op zoek naar wormen.
  • Jij scharrelt altijd rond in de keuken.
  • Hij scharrelt met zijn vrienden in het park.
  • Zij scharrelen door de stad op zoek naar avontuur.
  • We scharrelen samen door het bos en genieten van de natuur.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Scharren with some of the pronouns.

  • Vroeger scharrelde ik altijd in de buurt rond.
  • Toen we jong waren, scharrelden we door de velden.
  • Hij scharrelde vroeger veel met zijn broers.
  • Zij scharrelden elke zomer langs de kust van Nederland.
  • Als kind scharrelden we vaak in het bos.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Scharren with some of the pronouns.

  • Ik heb gescharreld op de rommelmarkt dit weekend.
  • Jij bent vaak gescharreld op dat feestje.
  • Hij heeft gescharreld met zijn oude studievrienden.
  • Zij zijn gisteren gescharreld in de winkelstraat.
  • We hebben gescharreld op het strand tijdens onze vakantie.