uitschuiven
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | schuif uit | schoof uit | ben uitgeschoven |
jij, je, u | schuift uit | schoof uit | bent uitgeschoven |
hij, zij, het | schuift uit | schoof uit | is uitgeschoven |
wij | schuiven uit | schoven uit | zijn uitgeschoven |
jullie | schuiven uit | schoven uit | zijn uitgeschoven |
zij, ze | schuiven uit | schoven uit | zijn uitgeschoven |
PresensBeta
Example presens sentences for Uitschuiven with some of the pronouns.
- Ik schuif mijn werk altijd voor me uit.
- Jij schuift de verantwoordelijkheid op anderen af.
- Hij schuift zijn taken steeds door naar anderen.
- Zij schuift haar afspraken regelmatig opzij.
- Wij schuiven het probleem niet langer voor ons uit.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Uitschuiven with some of the pronouns.
- Ik schoof mijn werk altijd voor me uit.
- Jij schoof de verantwoordelijkheid op anderen af.
- Hij schoof zijn taken steeds door naar anderen.
- Zij schoof haar afspraken regelmatig opzij.
- Wij schoven het probleem niet langer voor ons uit.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Uitschuiven with some of the pronouns.
- Ik heb mijn huiswerk vooruitgeschoven.
- Jij hebt de deadline steeds uitgesteld.
- Hij heeft zijn beslissing tot nu toe uitgesteld.
- Zij heeft haar reisplannen verschoven.
- Wij hebben het overleg telkens verplaatst.