berispen

Conjugations List of Berispen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikberispberispteheb berispt
jij, je, uberisptberisptehebt berispt
hij, zij, hetberisptberispteheeft berispt
wijberispenberisptenhebben berispt
jullieberispenberisptenhebben berispt
zij, zeberispenberisptenhebben berispt

Presens
Beta

Example presens sentences for Berispen with some of the pronouns.

  • Ik berisp mijn kinderen wanneer ze zich misdragen.
  • De leraar berispt de studenten voor hun gebrek aan inzet.
  • Mijn baas berispt me als ik te laat op het werk kom.
  • De trainer berispt de spelers voor hun onsportief gedrag.
  • De politieagent berispt de automobilist voor het overtreden van de verkeersregels.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Berispen with some of the pronouns.

  • Ik berispte mijn kinderen toen ze zich misdroegen.
  • De leraar berispte de studenten voor hun gebrek aan inzet.
  • Mijn baas berispte me toen ik te laat op het werk kwam.
  • De trainer berispte de spelers voor hun onsportief gedrag.
  • De politieagent berispte de automobilist omdat hij de verkeersregels overtrad.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Berispen with some of the pronouns.

  • Ik heb mijn kinderen berispt nadat ze zich misdroegen.
  • De leraar heeft de studenten berispt vanwege hun gebrek aan inzet.
  • Mijn baas heeft me berispt omdat ik te laat op het werk kwam.
  • De trainer heeft de spelers berispt vanwege hun onsportief gedrag.
  • De politieagent heeft de automobilist berispt omdat hij de verkeersregels overtrad.