verloochenen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | verloochen | verloochende | heb verloochend |
jij, je, u | verloochent | verloochende | hebt verloochend |
hij, zij, het | verloochent | verloochende | heeft verloochend |
wij | verloochenen | verloochenden | hebben verloochend |
jullie | verloochenen | verloochenden | hebben verloochend |
zij, ze | verloochenen | verloochenden | hebben verloochend |
PresensBeta
Example presens sentences for Verloochenen with some of the pronouns.
- Ik verloochen de waarheid niet.
- Jij verloochent je afkomst.
- Hij/zij verloochent zijn/haar principes.
- Wij verloochenen onze idealen niet.
- Jullie verloochenen jullie beloften.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Verloochenen with some of the pronouns.
- Ik verloochende de waarheid niet.
- Jij verloochende je afkomst.
- Hij/zij verloochende zijn/haar principes.
- Wij verloochenden onze idealen niet.
- Jullie verloochenden jullie beloften.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Verloochenen with some of the pronouns.
- Ik heb de waarheid niet verloochend.
- Jij hebt je afkomst verloochend.
- Hij/zij heeft zijn/haar principes verloochend.
- Wij hebben onze idealen niet verloochend.
- Jullie hebben jullie beloften verloochend.