losschieten

Conjugations List of Losschieten.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikschiet losschoot losben losgeschoten
jij, je, uschiet losschoot losbent losgeschoten
hij, zij, hetschiet losschoot losis losgeschoten
wijschieten losschoten loszijn losgeschoten
jullieschieten losschoten loszijn losgeschoten
zij, zeschieten losschoten loszijn losgeschoten

Presens
Beta

Example presens sentences for Losschieten with some of the pronouns.

  • Ik schiet de pijl los.
  • Jij schiet de bal los.
  • Hij schiet het kanon los.
  • Zij schieten de knoop los.
  • We schieten de vogels los.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Losschieten with some of the pronouns.

  • Ik schoot de pijl los.
  • Jij schoot de bal los.
  • Hij schoot het kanon los.
  • Zij schoten de knoop los.
  • We schoten de vogels los.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Losschieten with some of the pronouns.

  • Ik heb de pijl losgeschoten.
  • Jij hebt de bal losgeschoten.
  • Hij heeft het kanon losgeschoten.
  • Zij hebben de knoop losgeschoten.
  • We hebben de vogels losgeschoten.