corroderen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | corrodeer | corrodeerde | heb gecorrodeerd |
jij, je, u | corrodeert | corrodeerde | hebt gecorrodeerd |
hij, zij, het | corrodeert | corrodeerde | heeft gecorrodeerd |
wij | corroderen | corrodeerden | hebben gecorrodeerd |
jullie | corroderen | corrodeerden | hebben gecorrodeerd |
zij, ze | corroderen | corrodeerden | hebben gecorrodeerd |
PresensBeta
Example presens sentences for Corroderen with some of the pronouns.
- Ik corrodeer
- Jij corrodeert
- Hij corrodeert
- Wij corroderen
- Zij corroderen
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Corroderen with some of the pronouns.
- Ik corrodeerde
- Jij corrodeerde
- Hij corrodeerde
- Wij corrodeerden
- Zij corrodeerden
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Corroderen with some of the pronouns.
- Ik heb gecorrodeerd
- Jij hebt gecorrodeerd
- Hij heeft gecorrodeerd
- Wij hebben gecorrodeerd
- Zij hebben gecorrodeerd