verzwijgen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | verzwijg | verzweeg | heb verzwegen |
jij, je, u | verzwijgt | verzweeg | hebt verzwegen |
hij, zij, het | verzwijgt | verzweeg | heeft verzwegen |
wij | verzwijgen | verzwegen | hebben verzwegen |
jullie | verzwijgen | verzwegen | hebben verzwegen |
zij, ze | verzwijgen | verzwegen | hebben verzwegen |
PresensBeta
Example presens sentences for Verzwijgen with some of the pronouns.
- Ik verzwijg de waarheid.
- Jij verzwijgt belangrijke informatie.
- Hij/zij verzwijgt zijn/haar gevoelens.
- Wij verzwijgen onze fouten.
- Jullie verzwijgen de volledige context.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Verzwijgen with some of the pronouns.
- Ik zweeg de waarheid verzwijgend.
- Jij zweeg belangrijke informatie verzwijgend.
- Hij/zij zweeg zijn/haar gevoelens verzwijgend.
- Wij zwegen onze fouten verzwijgend.
- Jullie zwegen de volledige context verzwijgend.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Verzwijgen with some of the pronouns.
- Ik heb de waarheid verzwegen.
- Jij hebt belangrijke informatie verzwegen.
- Hij/zij heeft zijn/haar gevoelens verzwegen.
- Wij hebben onze fouten verzwegen.
- Jullie hebben de volledige context verzwegen.