nabijkomen

Conjugations List of Nabijkomen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikkom nabijkwam nabijben nabijgekomen
jij, je, ukomt nabijkwam nabijbent nabijgekomen
hij, zij, hetkomt nabijkwam nabijis nabijgekomen
wijkomen nabijkwamen nabijzijn nabijgekomen
julliekomen nabijkwamen nabijzijn nabijgekomen
zij, zekomen nabijkwamen nabijzijn nabijgekomen

Presens

Example presens sentences for Nabijkomen with some of the pronouns.

  • Ik kom nog steeds bij van het feest van gisteravond.
  • Jij komt maar langzaam bij na je lange reis.
  • Hij/zij komt altijd snel bij na een korte nachtrust.
  • Wij komen langzaam bij na de intensieve trainingen.
  • Jullie komen meestal snel bij na een powernap.

Imperfectum

Example imperfectum sentences for Nabijkomen with some of the pronouns.

  • Vroeger kwam ik altijd snel bij na een dutje.
  • Toen ik jong was, kwam ik makkelijk bij van een drukke dag.
  • Hij/zij kwam langzaam bij na een avondje stappen.
  • In die tijd kwamen we snel bij na een kort middagdutje.
  • Jullie kwamen moeizaam bij toen jullie laat thuiskwamen.

Perfectum

Example perfectum sentences for Nabijkomen with some of the pronouns.

  • Ik ben bijgekomen van de schrik toen ik haar zag vallen.
  • Jij bent eindelijk bijgekomen van die vervelende griep.
  • Hij/zij is nog niet helemaal bijgekomen van het verlies.
  • Wij zijn bijgekomen van de vermoeiende wandeling in de bergen.
  • Jullie zijn snel bijgekomen van de stressvolle examens.