fijnhakken
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | hak fijn | hakte fijn | heb fijngehakt |
jij, je, u | hakt fijn | hakte fijn | hebt fijngehakt |
hij, zij, het | hakt fijn | hakte fijn | heeft fijngehakt |
wij | hakken fijn | hakten fijn | hebben fijngehakt |
jullie | hakken fijn | hakten fijn | hebben fijngehakt |
zij, ze | hakken fijn | hakten fijn | hebben fijngehakt |
Presens
Example presens sentences for Fijnhakken with some of the pronouns.
- Ik fijnhak.
- Jij fijnhakt.
- Hij/Zij fijnhakt.
- Wij fijnhakken.
- Jullie fijnhakken.
Imperfectum
Example imperfectum sentences for Fijnhakken with some of the pronouns.
- Ik fijnhakte.
- Jij fijnhakte.
- Hij/Zij fijnhakte.
- Wij fijnhakten.
- Jullie fijnhakten.
Perfectum
Example perfectum sentences for Fijnhakken with some of the pronouns.
- Ik heb fijngehakt.
- Jij hebt fijngehakt.
- Hij/Zij heeft fijngehakt.
- Wij hebben fijngehakt.
- Jullie hebben fijngehakt.