binnentrekken

Conjugations List of Binnentrekken.
Presens
Imperfectum
Perfectum
iktrek binnentrok binnenben binnengetrokken
jij, je, utrekt binnentrok binnenbent binnengetrokken
hij, zij, hettrekt binnentrok binnenis binnengetrokken
wijtrekken binnentrokken binnenzijn binnengetrokken
jullietrekken binnentrokken binnenzijn binnengetrokken
zij, zetrekken binnentrokken binnenzijn binnengetrokken

Presens
Beta

Example presens sentences for Binnentrekken with some of the pronouns.

  • Ik trek mijn jas aan en ga naar buiten.
  • Hij trekt zijn nieuwe schoenen aan voor het feest.
  • Wij trekken de gordijnen dicht voordat we gaan slapen.
  • Jullie trekken de koffers uit de auto.
  • De kinderen trekken hun laarzen aan om in de modder te spelen.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Binnentrekken with some of the pronouns.

  • Toen ik thuiskwam, trok ik meteen mijn jas uit.
  • Vroeger trokken mensen met paardenkarren door de stad.
  • Elke avond trok hij zijn pyjama aan voordat hij naar bed ging.
  • Als kind trok ik altijd een gek gezicht als ik foto's nam.
  • Gisteren trokken we de oude meubels naar de zolder.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Binnentrekken with some of the pronouns.

  • Ik heb mijn jas aangetrokken voordat ik naar buiten ging.
  • Hij heeft zijn nieuwe schoenen aangetrokken voor het feest.
  • Wij hebben de gordijnen dichtgetrokken voordat we gingen slapen.
  • Jullie hebben de koffers uit de auto getrokken.
  • De kinderen hebben hun laarzen aangetrokken om in de modder te spelen.