heenrennen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | ren heen | rende heen | ben heengerend |
jij, je, u | rent heen | rende heen | bent heengerend |
hij, zij, het | rent heen | rende heen | is heengerend |
wij | rennen heen | renden heen | zijn heengerend |
jullie | rennen heen | renden heen | zijn heengerend |
zij, ze | rennen heen | renden heen | zijn heengerend |
Presens
Example presens sentences for Heenrennen with some of the pronouns.
- Ik ren heen.
- Jij rent heen.
- Hij rent heen.
- Wij rennen heen.
- Zij rennen heen.
Imperfectum
Example imperfectum sentences for Heenrennen with some of the pronouns.
- Ik rende heen.
- Jij rende heen.
- Hij rende heen.
- Wij renden heen.
- Zij renden heen.
Perfectum
Example perfectum sentences for Heenrennen with some of the pronouns.
- Ik ben heen gerend.
- Jij bent heen gerend.
- Hij is heen gerend.
- Wij zijn heen gerend.
- Zij zijn heen gerend.