aflappen

Conjugations List of Aflappen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
iklap aflapte afheb afgelapt
jij, je, ulapt aflapte afhebt afgelapt
hij, zij, hetlapt aflapte afheeft afgelapt
wijlappen aflapten afhebben afgelapt
jullielappen aflapten afhebben afgelapt
zij, zelappen aflapten afhebben afgelapt

Presens
Beta

Example presens sentences for Aflappen with some of the pronouns.

  • Ik lap de afwas af.
  • Jij lapt de rekening af.
  • Hij/Zij lapte de vloer af.
  • Wij lappen de regels aan onze laars.
  • Jullie lappen de instructies aan je laars.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Aflappen with some of the pronouns.

  • Ik lapte de afwas af.
  • Jij lapte de rekening af.
  • Hij/Zij lapte de vloer af.
  • Wij lapten de regels aan onze laars.
  • Jullie lapten de instructies aan je laars.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Aflappen with some of the pronouns.

  • Ik heb de afwas afgeflapt.
  • Jij hebt de rekening afgeflapt.
  • Hij/Zij heeft de vloer afgeflapt.
  • Wij hebben de regels aan onze laars gelapt.
  • Jullie hebben de instructies aan je laars gelapt.