vlooien
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | vlooi | vlooide | heb gevlooid |
jij, je, u | vlooit | vlooide | hebt gevlooid |
hij, zij, het | vlooit | vlooide | heeft gevlooid |
wij | vlooien | vlooiden | hebben gevlooid |
jullie | vlooien | vlooiden | hebben gevlooid |
zij, ze | vlooien | vlooiden | hebben gevlooid |
PresensBeta
Example presens sentences for Vlooien with some of the pronouns.
- Ik vlooit de hond regelmatig.
- Jij vlooit je kat elke dag.
- Hij vlooit zijn konijn zorgvuldig.
- Wij vlooien onze huisdieren samen.
- Zij vlooien de katten in het asiel.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Vlooien with some of the pronouns.
- Ik vlooide de hond gisteren.
- Jij vlooide je kat regelmatig.
- Hij vlooide zijn konijn altijd voor het slapengaan.
- Wij vlooiden onze huisdieren toen we jong waren.
- Zij vlooiden de katten in het asiel vorige week.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Vlooien with some of the pronouns.
- Ik heb de hond vlooid.
- Jij hebt je kat gevlooid.
- Hij heeft zijn konijn zorgvuldig gevlooid.
- Wij hebben onze huisdieren samen gevlooid.
- Zij hebben de katten in het asiel gevlooid.