tewerkstellen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | stel tewerk | stelde tewerk | heb tewerkgesteld |
jij, je, u | stelt tewerk | stelde tewerk | hebt tewerkgesteld |
hij, zij, het | stelt tewerk | stelde tewerk | heeft tewerkgesteld |
wij | stellen tewerk | stelden tewerk | hebben tewerkgesteld |
jullie | stellen tewerk | stelden tewerk | hebben tewerkgesteld |
zij, ze | stellen tewerk | stelden tewerk | hebben tewerkgesteld |
PresensBeta
Example presens sentences for Tewerkstellen with some of the pronouns.
- Ik werk tewerk bij een IT-bedrijf.
- Jij werkt tewerk in de horeca.
- Hij/zij werkt tewerk als docent.
- Wij werken tewerk op de boerderij.
- Zij werken tewerk in de bouwsector.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Tewerkstellen with some of the pronouns.
- Vroeger werkte ik tewerk als receptionist.
- Toen ik jong was, werkte jij tewerk in de winkel.
- Hij/zij werkte tewerk bij een bank voordat hij/zij ondernemer werd.
- In die tijd werkten wij tewerk als consultants.
- Zij werkten tewerk voor een multinational voordat ze met pensioen gingen.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Tewerkstellen with some of the pronouns.
- Ik heb tewerkgesteld bij verschillende bedrijven.
- Jij hebt tewerkgesteld als vrijwilliger.
- Hij/zij heeft tewerkgesteld in het buitenland.
- Wij hebben tewerkgesteld op projectbasis.
- Zij hebben tewerkgesteld voor een korte periode.