natrekken
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | trek na | trok na | heb nagetrokken |
jij, je, u | trekt na | trok na | hebt nagetrokken |
hij, zij, het | trekt na | trok na | heeft nagetrokken |
wij | trekken na | trokken na | hebben nagetrokken |
jullie | trekken na | trokken na | hebben nagetrokken |
zij, ze | trekken na | trokken na | hebben nagetrokken |
PresensBeta
Example presens sentences for Natrekken with some of the pronouns.
- Ik trek de gegevens na.
- Jij trekt de resultaten na.
- Hij/Zij/Het trekt de informatie na.
- Wij trekken de feiten na.
- Jullie trekken de bronnen na.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Natrekken with some of the pronouns.
- Ik trok de gegevens na.
- Jij trok de resultaten na.
- Hij/Zij/Het trok de informatie na.
- Wij trokken de feiten na.
- Jullie trokken de bronnen na.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Natrekken with some of the pronouns.
- Ik heb de gegevens nagekeken.
- Jij hebt de resultaten nagekeken.
- Hij/Zij/Het heeft de informatie nagekeken.
- Wij hebben de feiten nagekeken.
- Jullie hebben de bronnen nagekeken.