rondsluipen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | sluip rond | sloop rond | heb rondgeslopen |
jij, je, u | sluipt rond | sloop rond | hebt rondgeslopen |
hij, zij, het | sluipt rond | sloop rond | heeft rondgeslopen |
wij | sluipen rond | slopen rond | hebben rondgeslopen |
jullie | sluipen rond | slopen rond | hebben rondgeslopen |
zij, ze | sluipen rond | slopen rond | hebben rondgeslopen |
PresensBeta
Example presens sentences for Rondsluipen with some of the pronouns.
- Ik sluip rond in de tuin.
- Jij sluipt rond in de gang.
- Hij/zij sluipt rond om niemand te storen.
- Wij sluipen rond tijdens het spel.
- Zij sluipen rond in het donker.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Rondsluipen with some of the pronouns.
- Ik sloop rond in de oude ruïnes.
- Jij sloop rond in de bossen als een avonturier.
- Hij/zij sloop rond en ontdekte een geheim pad.
- Wij slopen rond op zoek naar avontuur.
- Zij slopen rond en vonden een verborgen schat.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Rondsluipen with some of the pronouns.
- Ik heb rondgeslopen in het verlaten gebouw.
- Jij bent rondgeslopen zonder betrapt te worden.
- Hij/zij is rondgeslopen om informatie te verzamelen.
- Wij zijn rondgeslopen tijdens de missie.
- Zij zijn rondgeslopen en hebben niemand gezien.