decreteren
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | decreteer | decreteerde | heb gedecreteerd |
jij, je, u | decreteert | decreteerde | hebt gedecreteerd |
hij, zij, het | decreteert | decreteerde | heeft gedecreteerd |
wij | decreteren | decreteerden | hebben gedecreteerd |
jullie | decreteren | decreteerden | hebben gedecreteerd |
zij, ze | decreteren | decreteerden | hebben gedecreteerd |
PresensBeta
Example presens sentences for Decreteren with some of the pronouns.
- Ik decreeer vandaag nieuwe regels.
- Jij decreteert vaak zonder overleg.
- Hij/Zij/Het decreeert strengere maatregelen.
- Wij decreteren een verandering in het beleid.
- Jullie decreteren snel en efficiƫnt.
- Zij decreteren op basis van nieuwe informatie.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Decreteren with some of the pronouns.
- Ik heb gedecreteerd dat de vergadering wordt verplaatst.