kuilen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | kuil | kuilde | heb gekuild |
jij, je, u | kuilt | kuilde | hebt gekuild |
hij, zij, het | kuilt | kuilde | heeft gekuild |
wij | kuilen | kuilden | hebben gekuild |
jullie | kuilen | kuilden | hebben gekuild |
zij, ze | kuilen | kuilden | hebben gekuild |
PresensBeta
Example presens sentences for Kuilen with some of the pronouns.
- Ik kuil de aardappelen in de tuin.
- Jij kuilt de mest op het land.
- Hij/Zij/Het kuilt de grond voor het bouwproject.
- Wij kuilen het zand voor de fundering.
- Jullie kuilen de bunker uit voor renovatie.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Kuilen with some of the pronouns.
- Ik kuilde de aardappelen vroeger in de tuin.
- Jij kuildest de mest vorig jaar op het land.
- Hij/Zij/Het kuildde de grond voor het bouwproject elke dag.
- Wij kuilden het zand voor de fundering regelmatig.
- Jullie kuilden de bunker vaak uit voor renovatie.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Kuilen with some of the pronouns.
- Ik heb de aardappelen in de tuin gekuild.
- Jij hebt de mest op het land gekuild.
- Hij/Zij/Het heeft de grond voor het bouwproject gekuild.
- Wij hebben het zand voor de fundering gekuild.
- Jullie hebben de bunker uitgekuild voor renovatie.