meedrijven
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | drijf mee | dreef mee | ben meegedreven |
jij, je, u | drijft mee | dreef mee | bent meegedreven |
hij, zij, het | drijft mee | dreef mee | is meegedreven |
wij | drijven mee | dreven mee | zijn meegedreven |
jullie | drijven mee | dreven mee | zijn meegedreven |
zij, ze | drijven mee | dreven mee | zijn meegedreven |
PresensBeta
Example presens sentences for Meedrijven with some of the pronouns.
- Ik drijf mee in de rivier.
- Jij drijft mee met de stroming.
- Hij/Zij/Het drijft mee op het water.
- Wij drijven mee met de boot.
- Jullie drijven mee in de zwemwedstrijd.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Meedrijven with some of the pronouns.
- Ik dreef mee in de rivier.
- Jij dreef mee met de stroming.
- Hij/Zij/Het dreef mee op het water.
- Wij dreven mee met de boot.
- Jullie dreven mee in de zwemwedstrijd.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Meedrijven with some of the pronouns.
- Ik ben meegedreven in de rivier.
- Jij bent meegevaren met de stroming.
- Hij/Zij/Het is meegedreven op het water.
- Wij zijn meegedobberd met de boot.
- Jullie zijn meegewandeld in de zwemwedstrijd.