loeren

Conjugations List of Loeren.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikloerloerdeheb geloerd
jij, je, uloertloerdehebt geloerd
hij, zij, hetloertloerdeheeft geloerd
wijloerenloerdenhebben geloerd
jullieloerenloerdenhebben geloerd
zij, zeloerenloerdenhebben geloerd

Presens
Beta

Example presens sentences for Loeren with some of the pronouns.

  • Ik loer naar de vogels in de tuin.
  • Hij loert stiekem door het raam.
  • Wij loeren altijd op de beste koopjes.
  • Jullie loeren op de kans om te winnen.
  • De kat loert op zijn prooi.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Loeren with some of the pronouns.

  • Ik loerde naar de vogels in de tuin.
  • Hij loerde stiekem door het raam.
  • Wij loerden altijd op de beste koopjes.
  • Jullie loerden op de kans om te winnen.
  • De kat loerde op zijn prooi.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Loeren with some of the pronouns.

  • Ik heb naar de vogels in de tuin gekeken.
  • Hij heeft stiekem door het raam gekeken.
  • Wij hebben altijd op de beste koopjes geaasd.
  • Jullie hebben op de kans om te winnen gehoopt.
  • De kat heeft op zijn prooi geloerd.