uitstoelen

Conjugations List of Uitstoelen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikstoel uitstoelde uitben uitgestoeld
jij, je, ustoelt uitstoelde uitbent uitgestoeld
hij, zij, hetstoelt uitstoelde uitis uitgestoeld
wijstoelen uitstoelden uitzijn uitgestoeld
julliestoelen uitstoelden uitzijn uitgestoeld
zij, zestoelen uitstoelden uitzijn uitgestoeld

Presens
Beta

Example presens sentences for Uitstoelen with some of the pronouns.

  • Ik stoei regelmatig uit met mijn vrienden.
  • Jij stoeit vaak uit tijdens de les.
  • Hij stoeit graag uit om anderen aan het lachen te maken.
  • Wij stoeien soms uit met onze huisdieren.
  • Zij stoeien altijd uit op feestjes.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Uitstoelen with some of the pronouns.

  • Ik stoelde vroeger veel uit in mijn tienerjaren.
  • Jij stoelde vaak uit tijdens de pauzes op school.
  • Hij stoelde regelmatig uit om zijn vrienden te vermaken.
  • Wij stoelden soms uit op familiebijeenkomsten.
  • Zij stoelden altijd uit tijdens vakanties.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Uitstoelen with some of the pronouns.

  • Ik heb uitgestoeld tijdens het weekend.
  • Jij bent gisteren uitgestoeld met je broer.
  • Hij heeft al vaak uitgestoeld voor de grap.
  • Wij zijn vorige maand uitgestoeld tijdens het uitje.
  • Zij hebben onlangs uitgestoeld op het strand.