mieteren
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | mieter | mieterde | heb gemieterd |
jij, je, u | mietert | mieterde | hebt gemieterd |
hij, zij, het | mietert | mieterde | heeft gemieterd |
wij | mieteren | mieterden | hebben gemieterd |
jullie | mieteren | mieterden | hebben gemieterd |
zij, ze | mieteren | mieterden | hebben gemieterd |
PresensBeta
Example presens sentences for Mieteren with some of the pronouns.
- Ik mieteer regelmatig naar de supermarkt.
- Jij mieteert graag met vrienden in het park.
- Hij/Zij mieteert elke ochtend een kop koffie.
- Wij mieteeren vaak naar de bioscoop op zaterdagavond.
- Jullie mieteeren soms te laat voor de les.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Mieteren with some of the pronouns.
- Vroeger mieteerde ik altijd met mijn broer.
- Toen ik jong was, mieteerde jij veel op straat.
- Hij/Zij mieteerde iedere zomer naar het buitenland.
- Wij mieteerden vroeger veel naar de speeltuin.
- Jullie mieteerden regelmatig samen op vakantie.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Mieteren with some of the pronouns.
- Ik heb gisteren gemieteerd in het zwembad.
- Jij bent al eerder naar die film gemieteerd.
- Hij/Zij heeft vorige week een feestje gemieteerd.
- Wij hebben vanmorgen een flinke wandeling gemieteerd.
- Jullie zijn nog nooit naar dat restaurant gemieteerd.