oreren

Conjugations List of Oreren.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikoreeroreerdeheb georeerd
jij, je, uoreertoreerdehebt georeerd
hij, zij, hetoreertoreerdeheeft georeerd
wijorerenoreerdenhebben georeerd
jullieorerenoreerdenhebben georeerd
zij, zeorerenoreerdenhebben georeerd

Presens
Beta

Example presens sentences for Oreren with some of the pronouns.

  • Ik oreer over de geschiedenis van Nederland.
  • Jij oreert vaak over politiek.
  • Hij/Zij/Het oreert met passie over kunst.
  • Wij oreeren regelmatig over maatschappelijke vraagstukken.
  • Jullie oreeren graag over literatuur.
  • Zij oreeren over de ontwikkelingen in de wetenschap.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Oreren with some of the pronouns.

  • Ik oreerde vroeger veel over filosofie.
  • Jij oreerde gisteren over de toekomst van technologie.
  • Hij/Zij/Het oreerde met enthousiasme tijdens de presentatie.
  • Wij oreerden lange tijd over sociale ongelijkheid.
  • Jullie oreerden jarenlang over duurzaamheid.
  • Zij oreerden regelmatig over economische vraagstukken.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Oreren with some of the pronouns.

  • Ik heb georeerd tijdens het symposium.
  • Jij hebt al eerder georeerd over dit onderwerp.
  • Hij/Zij/Het heeft meerdere keren georeerd op conferenties.
  • Wij hebben samen georeerd tijdens de debatavond.
  • Jullie hebben georeerd in verschillende talen.
  • Zij hebben succesvol georeerd op internationale evenementen.