domesticeren

Conjugations List of Domesticeren.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikdomesticeerdomesticeerdeheb gedomesticeerd
jij, je, udomesticeertdomesticeerdehebt gedomesticeerd
hij, zij, hetdomesticeertdomesticeerdeheeft gedomesticeerd
wijdomesticerendomesticeerdenhebben gedomesticeerd
julliedomesticerendomesticeerdenhebben gedomesticeerd
zij, zedomesticerendomesticeerdenhebben gedomesticeerd

Presens
Beta

Example presens sentences for Domesticeren with some of the pronouns.

  • Ik domesticeer honden als hobby.
  • Jij domesticeert katten in je huis.
  • Hij/Zij domesticeert vogels voor de handel.
  • Wij domesticeren konijnen op onze boerderij.
  • Zij domesticeren vissen in hun aquarium.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Domesticeren with some of the pronouns.

  • Vroeger domesticeerde ik vogels als hobby.
  • Toen ik jong was, domesticieerde jij honden thuis.
  • Hij/Zij domesticeerde katten in het verleden.
  • Wij domesticieerden konijnen op onze oude boerderij.
  • Zij domesticieerden vissen in hun vroegere aquarium.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Domesticeren with some of the pronouns.

  • Ik heb honden gedomesticeerd voor een dierenasiel.
  • Jij hebt katten gedomesticeerd als huisdieren.
  • Hij/Zij heeft vogels gedomesticeerd voor een dierenwinkel.
  • Wij hebben konijnen gedomesticeerd als huisdieren.
  • Zij hebben vissen gedomesticeerd in hun vijver.