gidsen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | gids | gidste | heb gegidst |
jij, je, u | gidst | gidste | hebt gegidst |
hij, zij, het | gidst | gidste | heeft gegidst |
wij | gidsen | gidsten | hebben gegidst |
jullie | gidsen | gidsten | hebben gegidst |
zij, ze | gidsen | gidsten | hebben gegidst |
PresensBeta
Example presens sentences for Gidsen with some of the pronouns.
- Ik gids de toeristen door de stad.
- Jij gidst de groep naar het museum.
- Hij gidsen ons door het historische centrum.
- Wij gidsen de bezoekers langs de bezienswaardigheden.
- Zij gidsen de wandelaars door het natuurgebied.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Gidsen with some of the pronouns.
- Ik gidste de toeristen door de stad.
- Jij gidste de groep naar het museum.
- Hij gidste ons door het historische centrum.
- Wij gidsten de bezoekers langs de bezienswaardigheden.
- Zij gidsten de wandelaars door het natuurgebied.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Gidsen with some of the pronouns.
- Ik heb de toeristen door de stad gegidst.
- Jij hebt de groep naar het museum gegidst.
- Hij heeft ons door het historische centrum gegidst.
- Wij hebben de bezoekers langs de bezienswaardigheden gegidst.
- Zij hebben de wandelaars door het natuurgebied gegidst.