beklonteren

Conjugations List of Beklonteren.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikbeklonterbeklonterdeheb beklonterd
jij, je, ubeklontertbeklonterdehebt beklonterd
hij, zij, hetbeklontertbeklonterdeheeft beklonterd
wijbeklonterenbeklonterdenhebben beklonterd
julliebeklonterenbeklonterdenhebben beklonterd
zij, zebeklonterenbeklonterdenhebben beklonterd

Presens
Beta

Example presens sentences for Beklonteren with some of the pronouns.

  • De melk beklontert als je er citroensap aan toevoegt.
  • Ik beklonter, jij beklontert, hij/zij/het beklontert.
  • Wanneer de room warm wordt, beklotert hij.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Beklonteren with some of the pronouns.

  • Vroeger beklooterd de boter vaak als ik hem smolt.
  • Toen ik de saus maakte, bekloterde hij telkens opnieuw.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Beklonteren with some of the pronouns.

  • De pudding is geklonterd omdat ik te snel geroerd heb.
  • Ik heb het beslag laten beklonteren door er te veel bloem aan toe te voegen.