antecederen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | antecedeer | antecedeerde | heb geantecedeerd |
jij, je, u | antecedeert | antecedeerde | hebt geantecedeerd |
hij, zij, het | antecedeert | antecedeerde | heeft geantecedeerd |
wij | antecederen | antecedeerden | hebben geantecedeerd |
jullie | antecederen | antecedeerden | hebben geantecedeerd |
zij, ze | antecederen | antecedeerden | hebben geantecedeerd |
PresensBeta
Example presens sentences for Antecederen with some of the pronouns.
- Ik antecedeer in deze vergadering.
- Jij antecedeert altijd in belangrijke aangelegenheden.
- Hij antecedeert als voorzitter van de raad.
- Wij antecederen met onze beslissingen.
- Zij antecederen vaak in het nemen van risico's.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Antecederen with some of the pronouns.
- Ik antecedeerde regelmatig in vorige vergaderingen.
- Jij antecedeerde altijd in belangrijke aangelegenheden.
- Hij antecedeerde als voorzitter van de raad.
- Wij antecedeerden met onze beslissingen.
- Zij antecedeerden vaak in het nemen van risico's.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Antecederen with some of the pronouns.
- Ik heb geantecedeerd in de vorige vergadering.
- Jij bent altijd in belangrijke aangelegenheden geantecedeerd.
- Hij is als voorzitter van de raad geantecedeerd.
- Wij hebben met onze beslissingen geantecedeerd.
- Zij hebben vaak in het nemen van risico's geantecedeerd.