aanstiefelen

Conjugations List of Aanstiefelen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikstiefel aanstiefelde aanben aangestiefeld
jij, je, ustiefelt aanstiefelde aanbent aangestiefeld
hij, zij, hetstiefelt aanstiefelde aanis aangestiefeld
wijstiefelen aanstiefelden aanzijn aangestiefeld
julliestiefelen aanstiefelden aanzijn aangestiefeld
zij, zestiefelen aanstiefelden aanzijn aangestiefeld

Presens
Beta

Example presens sentences for Aanstiefelen with some of the pronouns.

  • Ik aanstiefel naar de bushalte.
  • Jij aanstiefelt door het park.
  • Hij of zij aanstiefelt voorzichtig over de brug.
  • Wij aanstiefelen rustig door de winkelstraat.
  • Jullie aanstiefelen snel naar het restaurant.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Aanstiefelen with some of the pronouns.

  • Ik stiefelde naar de bushalte.
  • Jij stiefelde door het park.
  • Hij of zij stiefelde voorzichtig over de brug.
  • Wij stiefelden rustig door de winkelstraat.
  • Jullie stiefelden snel naar het restaurant.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Aanstiefelen with some of the pronouns.

  • Ik ben naar de bushalte aangestiefeld.
  • Jij bent door het park aangestiefeld.
  • Hij of zij is voorzichtig over de brug aangestiefeld.
  • Wij zijn rustig door de winkelstraat aangestiefeld.
  • Jullie zijn snel naar het restaurant aangestiefeld.