alluderen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | alludeer | alludeerde | heb gealludeerd |
jij, je, u | alludeert | alludeerde | hebt gealludeerd |
hij, zij, het | alludeert | alludeerde | heeft gealludeerd |
wij | alluderen | alludeerden | hebben gealludeerd |
jullie | alluderen | alludeerden | hebben gealludeerd |
zij, ze | alluderen | alludeerden | hebben gealludeerd |
PresensBeta
Example presens sentences for Alluderen with some of the pronouns.
- Ik alludeer op de politieke situatie in Nederland.
- Jij alludeert vaak naar literaire werken in je lessen.
- Hij/Zij alludeert subtiel op de mogelijke oplossing.
- Wij alluderen op de historische gebeurtenissen van vorige week.
- Jullie alluderen op de culturele verschillen tussen steden.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Alluderen with some of the pronouns.
- Ik alludeerde op de sociale ongelijkheid in mijn vorige les.
- Jij alludeerde regelmatig naar historische gebeurtenissen.
- Hij/Zij alludeerde subtiel op de verborgen betekenis.
- Wij alludeerden op de mogelijke oplossingen tijdens de discussie.
- Jullie alludeerden op de gevolgen van klimaatverandering.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Alluderen with some of the pronouns.
- Ik heb gealludeerd op het belang van duurzaamheid.
- Jij hebt al eerder gealludeerd naar deze kwestie.
- Hij/Zij heeft herhaaldelijk gealludeerd op de problematische aspecten.
- Wij hebben uitvoerig gealludeerd op dit onderwerp.
- Jullie hebben vaak gealludeerd op de invloed van technologie.