inhouwen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | houw in | hieuw in | heb ingehouwen |
jij, je, u | houwt in | hieuw in | hebt ingehouwen |
hij, zij, het | houwt in | hieuw in | heeft ingehouwen |
wij | houwen in | hieuwen in | hebben ingehouwen |
jullie | houwen in | hieuwen in | hebben ingehouwen |
zij, ze | houwen in | hieuwen in | hebben ingehouwen |
PresensBeta
Example presens sentences for Inhouwen with some of the pronouns.
- Ik houw in het hout.
- Jij houwt in de muur.
- Hij/Zij houwt in het steen.
- Wij houwen in de boomstammen.
- Zij houwen in het ijzer.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Inhouwen with some of the pronouns.
- Ik hieuw in het hout.
- Jij hieuw in de muur.
- Hij/Zij hieuw in het steen.
- Wij hieuwen in de boomstammen.
- Zij hieuwen in het ijzer.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Inhouwen with some of the pronouns.
- Ik heb ingehouwen in het hout.
- Jij hebt ingehouwen in de muur.
- Hij/Zij heeft ingehouwen in het steen.
- Wij hebben ingehouwen in de boomstammen.
- Zij hebben ingehouwen in het ijzer.