ontmaagden
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | ontmaagd | ontmaagdde | heb ontmaagd |
jij, je, u | ontmaagdt | ontmaagdde | hebt ontmaagd |
hij, zij, het | ontmaagdt | ontmaagdde | heeft ontmaagd |
wij | ontmaagden | ontmaagdden | hebben ontmaagd |
jullie | ontmaagden | ontmaagdden | hebben ontmaagd |
zij, ze | ontmaagden | ontmaagdden | hebben ontmaagd |
PresensBeta
Example presens sentences for Ontmaagden with some of the pronouns.
- Ik ontmaagd
- Jij ontmaagt
- Hij/Zij/Het ontmaagt
- Wij ontmaagden
- Jullie ontmaagden
- Zij ontmaagden
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Ontmaagden with some of the pronouns.
- Ik ontmaagdde
- Jij ontmaagdde
- Hij/Zij/Het ontmaagdde
- Wij ontmaagdden
- Jullie ontmaagdden
- Zij ontmaagdden
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Ontmaagden with some of the pronouns.
- Ik heb ontmaagd
- Jij hebt ontmaagd
- Hij/Zij/Het heeft ontmaagd
- Wij hebben ontmaagd
- Jullie hebben ontmaagd
- Zij hebben ontmaagd