smokken

Conjugations List of Smokken.
Presens
Imperfectum
Perfectum
iksmoksmokteheb gesmokt
jij, je, usmoktsmoktehebt gesmokt
hij, zij, hetsmoktsmokteheeft gesmokt
wijsmokkensmoktenhebben gesmokt
julliesmokkensmoktenhebben gesmokt
zij, zesmokkensmoktenhebben gesmokt

Presens
Beta

Example presens sentences for Smokken with some of the pronouns.

  • Ik smokkel sigaretten over de grens.
  • Jij smokkelt drugs in je tas.
  • Hij smokkelt verboden goederen door de douane.
  • Wij smokkelen elektronica naar het buitenland.
  • Zij smokkelen gestolen kunstwerken.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Smokken with some of the pronouns.

  • Ik smokkelde sigaretten over de grens.
  • Jij smokkelde drugs in je tas.
  • Hij smokkelde verboden goederen door de douane.
  • Wij smokkelden elektronica naar het buitenland.
  • Zij smokkelden gestolen kunstwerken.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Smokken with some of the pronouns.

  • Ik heb sigaretten gesmokkeld over de grens.
  • Jij hebt drugs in je tas gesmokkeld.
  • Hij heeft verboden goederen door de douane gesmokkeld.
  • Wij hebben elektronica naar het buitenland gesmokkeld.
  • Zij hebben gestolen kunstwerken gesmokkeld.