doodsteken
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | steek dood | stak dood | heb doodgestoken |
jij, je, u | steekt dood | stak dood | hebt doodgestoken |
hij, zij, het | steekt dood | stak dood | heeft doodgestoken |
wij | steken dood | staken dood | hebben doodgestoken |
jullie | steken dood | staken dood | hebben doodgestoken |
zij, ze | steken dood | staken dood | hebben doodgestoken |
PresensBeta
Example presens sentences for Doodsteken with some of the pronouns.
- Ik steek hem dood.
- Jij steekt hem dood.
- Hij steekt hem dood.
- Wij steken hem dood.
- Zij steken hem dood.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Doodsteken with some of the pronouns.
- Ik stak hem dood.
- Jij stak hem dood.
- Hij stak hem dood.
- Wij staken hem dood.
- Zij staken hem dood.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Doodsteken with some of the pronouns.
- Ik heb hem doodgestoken.
- Jij hebt hem doodgestoken.
- Hij heeft hem doodgestoken.
- Wij hebben hem doodgestoken.
- Zij hebben hem doodgestoken.