afsloten
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | sloot af | slootte af | heb afgesloot |
jij, je, u | sloot af | slootte af | hebt afgesloot |
hij, zij, het | sloot af | slootte af | heeft afgesloot |
wij | sloten af | slootten af | hebben afgesloot |
jullie | sloten af | slootten af | hebben afgesloot |
zij, ze | sloten af | slootten af | hebben afgesloot |
PresensBeta
Example presens sentences for Afsloten with some of the pronouns.
- Ik sluit af met een dankwoord.
- Hij sluit altijd de deur af voordat hij vertrekt.
- Zij sluiten het contract af op vrijdagmiddag.
- We sluiten de vergadering af met een samenvatting van de besproken punten.
- Jullie sluiten de winkel altijd netjes af aan het einde van de dag.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Afsloten with some of the pronouns.
- Vroeger sloten we altijd het weekend af met een familie-uitje.
- Toen ik jong was, sloot ik elke dag mijn dagboek af met een gedicht.
- Hij sloot de wedstrijd af met een spectaculaire overwinning.
- In die tijd sloten ze de avond af met een gezamenlijk diner.
- Tijdens onze studententijd sloten we elk semester af met een feest.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Afsloten with some of the pronouns.
- Ik heb de presentatie afgesloten met een vraag-en-antwoordsessie.
- Hij is dit hoofdstuk afgesloten en begonnen aan het volgende.
- Zij heeft de cursus succesvol afgesloten en haar certificaat behaald.
- We hebben gisteren de deal afgesloten met de klant.
- Jullie hebben het project afgesloten binnen de gestelde deadline.