waarschuwen

Conjugations List of Waarschuwen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikwaarschuwwaarschuwdeheb gewaarschuwd
jij, je, uwaarschuwtwaarschuwdehebt gewaarschuwd
hij, zij, hetwaarschuwtwaarschuwdeheeft gewaarschuwd
wijwaarschuwenwaarschuwdenhebben gewaarschuwd
julliewaarschuwenwaarschuwdenhebben gewaarschuwd
zij, zewaarschuwenwaarschuwdenhebben gewaarschuwd

Presens
Beta

Example presens sentences for Waarschuwen with some of the pronouns.

  • Ik waarschuw mijn vrienden voor gevaarlijke situaties.
  • Jij waarschuwt de kinderen om voorzichtig te zijn.
  • Hij waarschuwt zijn collega's voor mogelijke risico's.
  • Zij waarschuwen de mensen voor oplichters.
  • Wij waarschuwen onze buurman voor de naderende storm.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Waarschuwen with some of the pronouns.

  • Ik waarschuwde mijn vrienden voor gevaarlijke situaties.
  • Jij waarschuwde de kinderen om voorzichtig te zijn.
  • Hij waarschuwde zijn collega's voor mogelijke risico's.
  • Zij waarschuwden de mensen voor oplichters.
  • Wij waarschuwden onze buurman voor de naderende storm.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Waarschuwen with some of the pronouns.

  • Ik heb mijn vrienden gewaarschuwd voor gevaarlijke situaties.
  • Jij hebt de kinderen gewaarschuwd om voorzichtig te zijn.
  • Hij heeft zijn collega's gewaarschuwd voor mogelijke risico's.
  • Zij hebben de mensen gewaarschuwd voor oplichters.
  • Wij hebben onze buurman gewaarschuwd voor de naderende storm.