primeren
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | primeer | primeerde | heb geprimeerd |
jij, je, u | primeert | primeerde | hebt geprimeerd |
hij, zij, het | primeert | primeerde | heeft geprimeerd |
wij | primeren | primeerden | hebben geprimeerd |
jullie | primeren | primeerden | hebben geprimeerd |
zij, ze | primeren | primeerden | hebben geprimeerd |
PresensBeta
Example presens sentences for Primeren with some of the pronouns.
- Ik primeer de documenten voor de vergadering.
- Jij priemt de stof voordat je gaat schilderen.
- Hij/Zij/Het primet de muur voordat hij geverfd wordt.
- Wij primeren onze focus op klanttevredenheid.
- Jullie primen de oppervlakte vóór het aanbrengen van de verf.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Primeren with some of the pronouns.
- Ik primeerde de documenten voor de vergadering.
- Jij priemde de stof voordat je ging schilderen.
- Hij/Zij/Het primeerde de muur voordat hij geverfd werd.
- Wij primeerden onze focus op klanttevredenheid.
- Jullie primeerden de oppervlakte vóór het aanbrengen van de verf.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Primeren with some of the pronouns.
- Ik heb de documenten voor de vergadering geprimeerd.
- Jij hebt de stof gepriemd voordat je ging schilderen.
- Hij/Zij/Het heeft de muur geprimed voordat hij geverfd werd.
- Wij hebben onze focus op klanttevredenheid geprimerd.
- Jullie hebben de oppervlakte geprimed vóór het aanbrengen van de verf.