mijten
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | mijt | mijtte | heb gemijt |
jij, je, u | mijt | mijtte | hebt gemijt |
hij, zij, het | mijt | mijtte | heeft gemijt |
wij | mijten | mijtten | hebben gemijt |
jullie | mijten | mijtten | hebben gemijt |
zij, ze | mijten | mijtten | hebben gemijt |
PresensBeta
Example presens sentences for Mijten with some of the pronouns.
- Ik mijd drukke plaatsen.
- Jij mijdt confrontaties.
- Hij/zij/het mijdt verantwoordelijkheid.
- Wij mijden ongezonde voeding.
- Zij mijden de regen door binnen te blijven.
ImperfectumBeta
Example imperfectum sentences for Mijten with some of the pronouns.
- Ik meed vroeger altijd drukke plaatsen.
- Jij meed confrontaties in het verleden.
- Hij/zij/het meed vaak verantwoordelijkheid.
- Wij meden ongezonde voeding toen we begonnen met diëten.
- Zij meden de regen door binnen te blijven tijdens het slechte weer.
PerfectumBeta
Example perfectum sentences for Mijten with some of the pronouns.
- Ik heb gemeden uitdagende situaties.
- Jij hebt confrontaties gemeden.
- Hij/zij/het heeft verantwoordelijkheid gemeden.
- Wij hebben ongezonde voeding gemeden.
- Zij hebben de regen gemeden door binnen te blijven.