slonzen
Presens | Imperfectum | Perfectum | |
---|---|---|---|
ik | slons | slonsde | heb geslonsd |
jij, je, u | slonst | slonsde | hebt geslonsd |
hij, zij, het | slonst | slonsde | heeft geslonsd |
wij | slonzen | slonsden | hebben geslonsd |
jullie | slonzen | slonsden | hebben geslonsd |
zij, ze | slonzen | slonsden | hebben geslonsd |
Presens
Example presens sentences for Slonzen with some of the pronouns.
- Ik slonz
- Jij slonst
- Hij/Zij/Het slonst
- Wij slonzen
- Jullie slonzen
Imperfectum
Example imperfectum sentences for Slonzen with some of the pronouns.
- Ik slonste
- Jij slonste
- Hij/Zij/Het slonste
- Wij slonsten
- Jullie slonsten
Perfectum
Example perfectum sentences for Slonzen with some of the pronouns.
- Ik heb geslonst
- Jij hebt geslonst
- Hij/Zij/Het heeft geslonst
- Wij hebben geslonst
- Jullie hebben geslonst