overrulen

Conjugations List of Overrulen.
Presens
Imperfectum
Perfectum
ikoverruleoverruledeheb overruled
jij, je, uoverruletoverruledehebt overruled
hij, zij, hetoverruletoverruledeheeft overruled
wijoverrulenoverruledenhebben overruled
jullieoverrulenoverruledenhebben overruled
zij, zeoverrulenoverruledenhebben overruled

Presens
Beta

Example presens sentences for Overrulen with some of the pronouns.

  • Ik overrule de beslissing van de jury.
  • Jij overruled de aanbeveling van de commissie.
  • Hij overrulet het voorstel van zijn collega.
  • Wij overrulen de regels in dit geval.
  • Zij overrulen de bezwaren van de tegenstanders.

Imperfectum
Beta

Example imperfectum sentences for Overrulen with some of the pronouns.

  • Ik overrulede de beslissing van de jury.
  • Jij overrulede de aanbeveling van de commissie.
  • Hij overrulede het voorstel van zijn collega.
  • Wij overruleden de regels in dat geval.
  • Zij overruleden de bezwaren van de tegenstanders.

Perfectum
Beta

Example perfectum sentences for Overrulen with some of the pronouns.

  • Ik heb de beslissing van de jury overruled.
  • Jij hebt de aanbeveling van de commissie overruled.
  • Hij heeft het voorstel van zijn collega overruled.
  • Wij hebben de regels in dit geval overruled.
  • Zij hebben de bezwaren van de tegenstanders overruled.